|
|
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
PaniekstoornisDe paniekstoornis, vroeger hyperventilatie genoemd, heeft als belangrijkste kenmerk: de paniekaanval. Een paniekaanval is het plots, zonder aanwijsbare aanleiding, optreden van 'niet goed worden of onwel worden' gepaard gaand met angst of een paniekgevoel. Tijdens een paniekaanval treden minstens vier of meer van de volgende lichamelijke verschijnselen en gevoelens op: • bonzend hart of overslaand hart of hartkloppingen Beschreven klachten kunnen wel eens verschuiven. Of men legt wel eens de aandacht op klachten in het hoofd, of op de borst of in de buik. Een tweede belangrijk kenmerk bij de paniekstoornis is het voortdurend angstig zijn om een nieuwe aanval te krijgen (anticipatieangst genoemd). 'IK ben bang om HET weer te krijgen'. Mensen met een paniekstoornis zullen op lange termijn zo angstig en onzeker worden dat hun vrijheid steeds beperkter wordt. Ook de stemming wordt steeds 'somberder' en lusteloos. Zowel de thuissituatie, het werk, vrije tijd als relaties lijden eronder. Men wordt nauwelijks begrepen hetgeen steeds meer het gevoel geeft 'er alleen voor te staan', terwijl men zich toch afhankelijk blijft opstellen. Zelfs binnen de geestelijke gezondheidszorg worden paniekklachten vaak onderschat, niet herkend of vastgesteld. Mensen met een paniekstoornis worden soms ten onrechte in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen. Een dergelijke opname maakt dat de betrokkene zich als 'gek' ervaart. Mensen met een paniekstoornis zijn zéker niet gek of gestoord, integendeel, het zijn gewone mensen met een gezond verstand. Men schat dat ongeveer 7% van de bevolking tussen 15 en 65 jaar een paniekstoornis heeft of kan krijgen. Paniekstoornis is goed behandelbaar en zelfs op vrij korte termijn. De meest efficiënte behandeling is cognitieve gedragstherapie.
|
|||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
| ![]() |